SPREKEN |
Je kunt het houden van een presentatie goed vergelijken
met het houden van een spreekbeurt, bijvoorbeeld voor Nederlands. Veel
leerlingen zijn zenuwachtig als ze zoiets moeten doen. Maar er zijn een
paar voordelen van de presentatie ten opzichte van de spreekbeurt:
|
Volume | Zorg ervoor dat je stem niet te luid klinkt, maar ook niet te zacht. In het computerlokaal is er nogal wat achtergrondgeluid, namelijk van de computers en van de beamer. Hou daar rekening mee. |
Articulatie | De toehoorders moeten je woorden goed kunnen verstaan. Daardoor is het van belang dat je de klinkers en vooral de medeklinkers duidelijk uitspreekt. |
Zinsbouw | Het is niet de bedoeling dat je tijdens de presentatie tekst voorleest. Het gaat om praten: vertellen en uitleggen. Dit betekent dat je heus wel wat fouten in de zinsbouw mag hebben. Het gaat tenslotte om een natuurlijke manier van praten. Probeer wel tijdens de voorbereiding al te zorgen voor een gevarieerde keuze aan zinnen. |
Spreektempo | Op drie manieren kan het spreektempo niet in orde zijn:
|
Intonatie | Het is niet voor niets dat voorlezen tijdens de presentatie uit den boze is: dit zou in hoge mate bijdragen aan saaiheid. Probeer een gevarieerde en natuurlijke toon te krijgen. |
Contact met publiek | Dit is voor de meeste leerlingen een moeilijk punt. Het
houden van de presentatie is op zich al een heel karwei. Toch is het
nuttig om na te gaan of wel overkomt wat je wilt zeggen. Dat wil zeggen:
hebben ze het verstaan en hebben ze het begrepen. Als je op dit punt nog beter wilt scoren, dan kun je je publiek bij je presentatie betrekken. Je gaat dan na, wat je klasgenoten al over het onderwerp weten, hoe het verhaal bij hun ervaring aansluit, wat ze ervan vinden, hoe ze denken dat het in de toekomst zal zijn, enzovoorts. |
Voorlezen van het scherm | Dit is fataal voor elke presentatie. Met gekromde tenen zitten je medeleerlingen te luisteren naar het voorlezen van de tekst, die ook al op de dia staat. Nooit doen! |
VISUEEL |
|
Lettergebruik | Windows biedt (via PowerPoint) een uitgebreid palet aan
Fonts. Die kunnen in verschillende puntgrootten worden gepresenteerd. Ook
kan het uiterlijk van de letters veranderd worden door middel van vet,
cursief, onderstrepen, letterkleur enzovoorts. Je kiest verschillende lettertypen, als je daarmee iets in de tekst wilt benadrukken. Of als je een ontwikkeling wilt weergeven. Of als je een tegenstelling wilt aanduiden. Of theorie scheiden van voorbeelden. En ga zo maar door. Een waarschuwing: Gebruik hoogstens twee fonts, anders wordt het een te bont geheel. Van die fonts kun je een aantal eigenschappen gebruiken. |
Hoeveelheid tekst per dia | Tien woorden per dia is eigenlijk zo'n beetje het
maximum. De tekst op de dia is tenslotte niet meer dan een ondersteuning
van jouw verhaal. Bovendien nodigt veel tekst op de dia uit tot voorlezen. In principe schrijf je nooit zinnen op je dia (tenzij het om een citaat gaat, waar je niet omheen kunt), |
Kleurgebruik | De kleur van de letters, de kleur van de achtergrond en de kleur van illustraties bieden je mogelijkheden om je verhaal te ondersteunen. Maak er goed, maar niet overdadig gebruik van. |
Aantal afbeeldingen | Door het formaat van het scherm biedt de presentatie
prachtige mogelijkheden om je verhaal te verlevendigen en te
verduidelijken. Het aantal afbeelding moet in verhouding staan tot datgene
wat je wilt uitleggen. Gebruik niet meer dan één of twee afbeeldingen per
dia. Onder afbeeldingen verstaan we niet alleen tekeningen of foto's. Het kan ook om bewegende beelden gaan zoals om animaties of filmpjes. In het geval van bewegende beelden moet je denken om de lengte: kort en duidelijk. |
Duidelijkheid afbeeldingen | De toeschouwers moeten wel iets hebben aan de afbeeldingen. Daarom moeten ze groot genoeg zijn en ook duidelijk genoeg. Dat kan betekenen, dat je de afbeelding eerst moet bewerken met een tekenprogramma (zoals Paint). Soms moet je overbodige details weghalen, soms moet je datgene waar het om gaat extra inkleuren of omlijnen. |
Nut afbeeldingen | Afbeeldingen vormen nooit een doel op zich: ze moeten de inhoud van je verhaal versterken. Maar een beetje humor kan natuurlijk nooit kwaad... |
Overvloei-effecten | PowerPoint is rijk gezegend met mogelijkheden tot animatie. Je kunt het verschijnen en verdwijnen van tekst gemakkelijk animeren. Ook kun je de overgang van de ene naar de andere dia aantrekkelijk maken. Pas er wel voor op, dat je er geen rommeltje van maakt: kies een beperkt aantal effecten die je systematisch toepast. |
Stijl van de presentatie | Het uiterlijk van de presentatie als geheel. Dat houdt in: achtergrond, fonts, opsomtekens enzovoorts. PowerPoint laat je kiezen uit een flink aantal voorgebakken stijlen. Nog beter is het om je eigen stijl te maken. Je kunt die dan volledig aanpassen aan je onderwerp. Heb je het bijvoorbeeld over GPS, dan kun je heelal en ruimtevaart als inspiratiebron kiezen. Gaat het om CNC-frezen dan kun je metalen voorwerpen en constructies in je ontwerp opnemen. |
INHOUD |
Je presentatie is een betoog, waarin je iets wilt duidelijk maken. Daarom werk je doelgericht van de inleiding toe naar het slot. |
Inleiding | In de inleiding geef je de aanleiding voor je
verhaal en je vertelt waarheen je wilt werken. Het spannendste voor de
toehoorder is de inleiding, als men wel kan vermoeden hoe het gaat
aflopen, maar als men het niet zeker weet. Je kunt bij de inleiding de opzet van je presentatie wel laten zien, maar ga die niet voorlezen! Vertel gewoon wat je van plan bent. |
Opbouw | Bijna altijd bestaat een presentatie uit verschillende "hoofdstukken". Zorg ervoor dat die een logische volgorde hebben. Dat betekent niet altijd: een chronologische volgorde. |
Slot | Aan het eind van je verhaal moet je onherroepelijk terugkomen op datgene wat je in de inleiding beloofd hebt. Dan pas is de cirkel van je verhaal rond. |
Interessant | Het verhaal kan pas interessant zijn, als het aansluit op
datgene, wat de toehoorders al weten. Ga dus niet vertellen wat al
algemeen bekend is, maar gebruik dat als startpunt. Aan de andere kant moet je niet de grens passeren, van wat voor je toehoorders nog te begrijpen is. Als jij zelf heel goed bekend bent met een onderwerp, bestaat het gevaar dat je je toehoorders overschat. |
Informaticakarakter | Het vak informatica gaat over informatieverwerkende systemen. Met alles wat daarbij hoort. Of je het nu hebt over hardware, over spellen, over virussen of wat dan ook, het gaat altijd over informatieverwerking. |
Niveau | Probeer met de moeilijkheidsgraad van je presentatie net tegen de bovengrens aan te zitten van wat je toehoorders volgens jou aankunnen. |
TIJD |
|
Duur | De aangegeven duur is niet het maximum. Toch moet je
proberen om er niet meer dan 5 minuten overheen te gaan. Er is tenslotte
een grens aan het uithoudingsvermogen van je klasgenoten. Als je de presentatie thuis aan het voorbereiden bent, zou je die voor één of meer vrijwilligers kunnen houden. Je kunt dan de dia's op je computerscherm vertonen. Zo kun je nagaan, of je het geheel de goede lengte heeft, voldoende duidelijk is enzovoorts. Bedenk wel, dat je in de klas onherroepelijk dingen zult vergeten of overslaan, en dat je wat sneller zult spreken dan thuis. Daardoor ben je een paar minuten minder aan het woord dan je van plan was. |
Op afgesproken datum gehouden | Zoals alle taken tijdens de Tweede Fase is het houden van een presentatie een zaak die goede planning vereist. Zorg ervoor dat je presentatie één week voor de datum klaar is, waarop je hem moet houden. |